30 januari 1999
Ik rij mee met Piet, Nederlander, neen eigenlijk een Fries, ook daar hebben ze er last van. Hij reist voor een jaar rond in Australië met een werkvisum op zak. Nog 2 maanden en hij mag naar huis, een vooruitzicht waar hij mee kan leven.
Met zijn 20 jaar oude Volvo testen we aan 100 km per uur de outbackwegen tussen Broken Hill en Mildura. We rijden kilometers in wat lijkt als niemandsland, maar wat in werkelijkheid gigantische droge graasweides blijken te zijn voor koeien en schapen. Langs de weg komen we geregeld dode kangeroes tegen, verliezer na een aanrijding met een wagen, meestal 's nachts. Emu's blijken na een dergelijke confrontatie even plat.
We passeren Lake Mungo National Park, een groot uitgedroogd meer met aan een zijde een hoge witte duinenrij. Archeologische vondsten dateren de Aborigine beschaving hier op minstens 30.000 voor Christus. Wij liepen toen nog op 4 poten denk ik. De gemiddelde Aussie heeft daardoor spijtig genoeg niet meer respect voor de
oorspronkelijke bewoner van zijn land. In hun ogen zijn ze lui, profiteren ze van de vele toelages en zijn het dronkaards. Ik moet mijn eerste Aborigine nog ontmoeten.
Op mijn eerste echte dag in de outback word ik verrast met hordes levende kangoeroes en emu's. Ik voel me op safari in Afrika. s' Avonds zijn we in Mildura, een stadje waar weeral eens niets te bezien en te beleven valt, tenzij je een confrontatie met een dronken Australiër (de geïmporteerde, niet de originele versie) in een pub wil. Volgens mijn reisbijbel echter is dit een stad met een aantal toeristische bezienswaardigheden. Ik neem me voor om alles mbt stadjes vanaf nu iets kritischer te lezen. Kwestie van meer tijd te kunnen besteden aan de dingen die echte de moeite waard zijn. Morgen rijden we verder zuidwaarts.
woensdag 30 januari 2008
Lake Mungo
Gepost door Béate Vervaecke op 11:38
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten