17 en 18 september 1999
2 dagen rijden, rijden, rijden om hopelijk op zaterdagmiddag in Lhasa te geraken. De morgen start met vertraging omdat Scot, de weirdo van de groep, een epilepsie-aanval gehad heeft in het midden van de stad Golmud. Martin heeft hem op straat gevonden en dankzij de vele verpleegsters in onze groep is hij in goede handen.
Zijn zonderling gedrag -spreken met verheven stem, dingen vergeten, dingen niet horen of zien, kluizenaarsgedrag ...- zou voor een groot deel te wijten zijn aan de medicatie die een vierde van zijn rugzak in beslag neemt. Het is straf dat hij met zijn medische achtergrond nog reist.
De rest van de twee dagen spenderen we in de bijtende kou op een hoogte van minstens 4.500 m (record is 5.231 m). In de truck zit iedereen in dekens gewikkeld, met alle beschikbare kledij rond het lijf en hoofd gesnoerd. We lijken op Kenny van Southpark en indien de kou zo doorgaat zullen we "gekilled" worden.
De masochist van de groep -jullie ongetwijfeld bekend- spendeert de twee nachten buiten. De eerste nacht met één deken op de slaapzak en lichtjes kou, de tweede met twee dekens en gezellig warm. In de morgen lig ik te midden van een mooi rijplaagje.
De hoogte vergt zijn slachtoffers. Drie, waaronder Jez, ernstig ziek, de rest met een lichte hoofdpijn.
Het is verdacht stil in de vrachtwagen en af en toe voel je de spanning tussen verschillende mensen oplopen (en tussen ik en Phil, telkens we koken is het lopen op de toppen van de tenen). Het wordt tijd dat we Lhasa bereiken.
donderdag 18 september 2008
Tibetaans plateau
Gepost door Béate Vervaecke op 09:22
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten