3 maart 1999
De reden voor mijn verblijf in Strahan is het naburige Franklin-Gordon Wild Rivers National Park dat een World Heritage Area is. Ik heb een vliegtuigtrip geboekt, maar deze wordt verschoven naar de namiddag wegens de lage bewolking. Als we dan toch opstijgen, voel ik al na een 10-tal minuten een wee gevoel in mijn maag. Ik heb deze middag teveel gegeten en ik ben vergeten dat je in een vliegtuigje makkelijk ziek kan worden. Licht misselijk probeer ik zoveel mogelijk te genieten van de zee-inham en het beboste nationaal park.
Ik voel echter meer sympathie voor de ruige, onbegroeide bergen in het noorden waar ik vorige week nog doorliep en waar we nu maar een glimp van zien. Ik weet al een tijdje dat bossen me niet zo kunnen bekoren.
Na mijn vliegtuigtrip vervolg ik mijn weg richting zuiden. Ik overnacht in Queenstown. Net voor je Queenstown binnenrijdt, krijg je een nooit te vergeten uitzicht over de gevolgen van amper 100 jaar “mijn ontginnen”. De bomen werden gerooid om de ertsovens te voeden en het groen dat bleef, haakte af op de giftige uitstoot van de ovens. De mijnindustrie is zo goed als dood en het herbebossingsprogramma kan beginnen. De plaatselijke bevolking is echter trots op het uitzicht en wil het geheel laten zoals het is. Ik kan hen geen ongelijk geven. Ik vind het adembenemend mooi (sorry).
maandag 3 maart 2008
Contrast
Gepost door Béate Vervaecke op 09:09
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten