maandag 31 maart 2008

Kalbarri National Park en fun with friends


30 - 31 maart 1999

De Westkust blijkt een oord apart in de backpackerswereld. Het circuit is klein waardoor iedereen in diezelfde ene jeugdherberg of hostel verblijft. Dit is zeker het geval in Kalbarri, waar we al gauw een groepje van vier vormen dat samenhangt. Een Engelsman, een Deen, een Duitser, een Zwitserse en mijzelf. Het blijkt goedkoper om met vijf een jeep te huren dan in te schrijven op een van de tours in het Nationaal Park. Plichtsbewust organiseer ik alles.

In de namiddag volgen we de kustroute met zijn hoge kliffen (met uitzicht op scholen dolfijnen), ruw landschap en 100.000 ambetante vliegen. De eerste en laatste stopplaats van die dag is een strand waar je kan zwemmen, snorkelen en genieten van de ondergaande zon bij een aantal blikjes bier. Dit laatste is eigenlijk verboden in Australië: er mag niet in het openbaar gedronken worden, maar we trekken het ons niet aan. Gezellig zat, uitgezonderd de chauffeur, rijden we nadien terug naar de jeugdherberg.

De volgende dag, redelijk fris, gaan we landinwaarts om de diepe kloven in dit plateau te bewonderen. De hitte is ondraaglijk en niemand van ons heeft de neiging om veel te bewegen. Lui staren we een uur naar de Z-bend, genoemd omdat de rivier een Z heeft uitgesneden in het landschap. Ik denk dat de rivier moet leren schrijven.

De auto wordt tegen de middag braafjes terugbezorgd en ik maak me klaar voor mijn lift - ik kan meerijden met twee Ierse meisjes- naar Denham en Monkey Mia, thuis van de dolfijnen (ja weeral). Zowat iedereen die ik tegenkom waarschuwt me dat ik er niet te veel moet van verwachten, het geheel is supercommercieel en de kans op een interactie met dolfijnen is zowat nihil. Ik zal bijgevolg al blij zijn als ik een dolfijn van dichtbij zal zien. Ze beginnen bijna dagelijkse kost te worden.

Geen opmerkingen: