zaterdag 30 augustus 2008

Tataaaa...


30 augustus 1999

Het landschap blijf me verbazen. Vandaag rijden we door heuvelachtig landschap waarvan een maximale oppervlakte gecultiveerd wordt met kleine afwisselende teelten. De velden zijn in concentrische cirkels aangelegd en betoveren de volledige truck met hun schoonheid.

Terwijl het landschap aan me voorbijglijdt twijfel ik over het wel of niet kaalscheren van mijn haarbos. Wat begon als een grap onder een aantal mannen is ondertussen al overgeslaan naar de vrouwen. Kylie laat zich kaalscheren en het lijkt me eigenlijk een aantrekkelijk idee.

De wind blaast zo hard door de truck dat ik 's avonds amper door mijn haar geraak. Het is bovendien volledig kapot van de zon in Australië. Als ik het nu kaalscheer is het 3 centimeter bij mijn terugkeer in België. Rond 4 uur staat mijn besluit vast: ik doe het en het gebeurt vanavond daar we de luxe hebben van een hotel in Hohhot (we zijn ondertussen in Inner-Mongolie).

Richard en Kylie starten de voorbereiding door mijn haar zo kort mogelijk te knippen met een zakmes. Voor ze eraan beginnen vragen ze wel 3 maal of ik zeker ben van wat ik doe. Eens de eerste haarstreng valt, is er geen weg terug. Floyd werkt af met de tondeuse op superkort, waarna ik een bijna kale schedel heb.

Mijn rond kopje en mijn rond brilletje (met al het stof draag ik mijn lenzen niet meer) doen iedereen denken aan de Daila Lama. Mijn voorbereidingen voor Tibet zitten er dus op. Ik heb een foto van voor en na, maar het zal een tijdje duren voor deze in België zijn. Ondertussen kunnen jullie wild speculeren over hoe ik eruit zie.

vrijdag 29 augustus 2008

Onze inkoop- en kookdag


29 augustus 1999

's Morgens spenderen we een aantal uur in de Yungang Grotten, uitgegraven door Boedhisten halfweg de 5de (!) eeuw. De decoratie van enkele grotten is adembenemend. In één grot staart een 16m hoge stenen Boedha je aan. In een andere grot word je overwelmd door beeldhouwwerken en taferelen uitgehouwen in de rotsen. De erosie heeft al deftig zijn werk gedaan in de afgelopen 15 eeuwen, maar naar goede Chinese normen wordt het gerestaureerd zodat sommigen er nagelnieuw uitzien. Het tempert een beetje de sfeer.

Daarna is het zover: team 2 doet inkopen voor een dag eten voor 25 mensen. Op mijn aandringen is er een half kookplan opgesteld , want ik heb geen zin om op de markt te discussiëren over wat we zullen eten.

Voor deze eerste keer krijgen we Melanie, de Chinese gids, mee, zodat we weten hoe het in zijn werk gaat. Dus krijg je de scene van 3 volgzame schaapjes in het kielzog van Melanie. Met 4 inkopen doen aan hetzelfde kraam is puur tijdsverlies, maar team 2 kent elkaar en vooral de Chinese markt nog niet.

De Chinezen blijken eerlijk in hun prijsberekening, ze hebben geen toeristenprijzen. Dit is een pak van ons hart voor de volgende aankopen, de problemen beperken zich nu tot het begrijpen van de prijs die soms zo belachelijk laag ligt dat we het niet snappen.

Al shoppend verschuift het kookplan naar de achtergrond. en verliezen we hopeloos tijd (er zijn 21 wachtenden op ons). Claire blijkt bovendien kieskeurig in de kwaliteit van de groenten, voor mij steekt het niet zo nauw. Ik weet nu al dat ik mijn normen best optrek om een hongerstaking van haar kant te vermijden. Na 2 uren hebben we hopelijk voldoende voor een diner, ontbijt en lunch.

De voorbereidingen voor het diner starten chaotisch. Daar mijn kookkunsten zeer beperkt zijn, nemen Phil en Claire de leiding, een taak waar ze niet goed op voorbereid zijn. Claire borstelt de worteltjes en aardappels (bang van de beestjes) met een dromerige blik in haar ogen alsof ze een diner voor twee bereidt, terwijl 3 vrijwilligers en ik driftig versnijden.

Phil heeft zijn handen vol met het vlees en de BBQ en mist daardoor het overzicht in de keuken. Er wordt driftig overlegd tussen de 2 koks waardoor ik na een kwartier niet meer kan volgen in wat we klaarmaken. Het eerste uur worstelen we door de chaos en beseffen we dat de maaltijd nog minstens 2 uur verwijderd is. Uiteindelijk puzzelen we alles te samen in wat een goede maaltijd maar veel te weinig blijkt te zijn.

De slopende namiddag is voorbij en de organisator in mij kriebelt om dit de volgende maal efficiënter aan te pakken, zonder de andere 2 te overdonderen of te overheersen. KISS, Keep It Simple and Stupid in de maaltijden, elk zijn verantwoordelijkheid bij het winkelen, Claire en Phil als kok en ik als ondersteuning in de toelevering van alles wat ze nodig hebben. Deze trip belooft een leerrijke stage in menselijke omgang te worden.

donderdag 28 augustus 2008

Mad Scot


28 augustus 1999

Het landschap is ondertussen serieus veranderd. Licht glooiende heuvels met daartussen de diepe littekens van droge rivierbeddingen. Overal vind je bakstenen huisjes. In de verte zien we bergen waar weinig opgroeit.

We rijden de volledige dag maar leggen weinig afstand af. Sommige wegen zijn in een barslechte staat, op andere plaatsen wordt er aan de wegen gewerkt (met ongelooflijk veel mankracht en weinig machines) waardoor je lang kan stilstaan. Naarmate we dichter bij Tibet komen zal het slechter en slechter worden.

Met 22 in de truck (3 vooraan in de cabine) wordt er wat afgelachen. Er is een schot met een even bizarre fantasie als ik en hij verdient de naam Mad Scot meer dan ik de naam Mad Belgian verdien (ondertussen ben ik Mad Dog geworden omdat ik goed kan blaffen).

We zijn vandaag ook in teams ingedeeld. Ik zit bij Phil en Claire, Nieuw-Zeelander en Engelse. Ik ken hen amper. Ik ben de avond voor het vertrek met Claire gaan eten en ze lijkt me een frele type, maar wel van het kaliber dat de trip zal doorstaan.

Met Phil heb ik nog niet kunnen praten. Elk team heeft een afwasdag, een inkopen- en kokendag en een schoonmaakdag. We zijn team 2, dus onze kookvuurdoop is morgen. Ik weet nu al dat ik er niet naar uit kijk. Ik hoop dat Claire en Phil keukentalent bezitten.

woensdag 27 augustus 2008

Exodus en de Mad Belgian


27 augustus 1999

Eerste dag met de 24 mensen waarmee ik de volgende vijf weken in vrede moet samenleven. Ik probeer me niet al te erg te manifesteren wat grandioos mislukt. Op het lunchuur bezit ik al de bijnaam Mad Belgian en ik heb ze de naam niet ingefluisterd (ik ben het afgelopen jaar verschillende malen zo omschreven). Ik kan het niet helpen maar mijn opmerkingen en mijn gedrag worden hilarisch zodra ik een fris publiek zie.

Een chauffeur (Marc), een reisleider (Jez) en een Chinese Tolk (Wang a.k.a. Melanie) zullen ons de volgende vijf weken door Inner-mongolie en Tibet richting Kathmandu loodsen. Waar mogelijk neemt de groep zoveel mogelijk taken over, maar Jez en Marc zijn professioneel: ze overdonderen ons niet met regels en taken van in het begin. Ze geven ons een paar dagen om te wennen en met eigen ogen te ontdekken wat er moet gebeuren als je met 25 wild kampeert. Ik apprecieer deze strategie.

Onze stop voor vandaag is Huanghua Great Wall, een ongerestaureerd deel van de Chinese Muur dat niet door toeristen overspoeld wordt. We zijn op 60 km van Beijing maar het heeft ons uren gekost om uit de files te geraken. De lokale bevolking is verbaasd, nieuwsgierig en vriendelijk. Overal waar onze truck komt, wordt er "hallo" geroepen en gezwaaid, wat we enthousiast terug beantwoorden.

We wandelen 2 uur over de ruines van de muur en appreciëren de groene bergachtige/heuvelachtige omgeving die ook hier nog in een waas gehuld is. Peking blijkt toch nog te dichtbij. De muur is een knap staaltje: dit stuk dateert uit de 15de eeuw en heeft het afbraakproces redelijk goed doorstaan. Verder op de trip zullen we een deel van de muur zien dat uit aarde is gebouwd, maar hier is hij nog netjes gemetseld.

's Avonds kamperen we voor het eerst: geen toilet, geen douche, geen modern comfort. De meesten blijken het gewoon, maar het is moeilijk om de groep in te schatten, ik ken amper hun namen. Eerste indruk is dat het een stille groep is, maar dat kan veranderen als sommigen ontdooien. Ik heb het in andere groepen zien gebeuren en het zal nu ook wel hetzelfde zijn. Binnen een week zal het duidelijker worden.

dinsdag 26 augustus 2008

Laatste dag in Beijing

26 augustus 1999

Nou, tot nu toe vijf dagen Beijing overleefd. Ik denk dat ik moeite heb om me aan te passen omdat Japan zo'n goede ervaring was en omdat ik reismoe word. Telkens aanpassen aan andere gewoontes put je uit en de schok met China is toch wel gigantisch. Maar het went langzaam. Ik ben zeer blij dat ik de volgende vijf weken op een toer geboekt ben. Ik zou hoogstwaarschijnlijk de energie niet hebben om het traject op mijn eentje af te leggen. Dank aan alle bezorgde vrienden die me dit aangeraden hebben.

Ik begin ook te denken aan mijn terugkeer, het idee went en ik kijk er ook een beetje naar uit. Het moet zalig zijn om een week in een vertrouwde omgeving te zijn, zonder je zorgen te moeten maken over slapen, eten en "hoe daar geraken?". Ik heb plannen zat voor mijn terugkeer, het één ambitieuzer dan het andere en hoogstwaarschijnlijk wegens tijdsgebrek niet uitvoerbaar.

Vandaag heb ik geen Beijingplannen en ik slenter rond in de omgeving van het hotel, in straatjes waar ze je verbaasd aanstaren -na vijf dagen ben ik dit nog altijd niet gewoon. Ik eet lokaal (overwinning!!!!) en de mensen lichten me niet op. Ik denk dat ze het in hun gegaap vergeten. Sommigen grinniken, anderen zeggen hallo. Ik voel dat dit wandelen een doorbraak is in mijn China-gewenning.

's Avonds eet ik in een restaurant naast het hotel waar ik op Yves (ontmoet in Australië) bots. Dit is ongelooflijk. Sonja had me gemaild dat Yves in Mongolië was en het had ergens door mijn hoofd gezweefd dat ik hem zou kunnen ontmoeten, maar hem effectief zien is verbazend. Spijtig genoeg vertrek ik morgen met Exodus zodat we weinig kunnen bijpraten.

Ik toon hem mijn 10 professionele foto's, waar hij uitgebreid Frans commentaar oplevert. De meesten zijn gewoon, slechts drie vind ik goed. In mijn 3.500 BEF was ook een gigantische vergroting inbegrepen, ik ben nu in het bezit van een poster met mijn smoeltje op, waarvan ik betwijfel of het ooit zijn koker zal verlaten.

Ik neem afscheid van Yves en weet dat als ik hem de volgende maal terug zal zien, het in Europa zal zijn, wie weet per toeval.

maandag 25 augustus 2008

Fastfood en foto's


25 augustus 1999

Ik ben in China, land van lekker eten maar om een of andere reden kan ik mezelf er niet van overtuigen om te Chinezen. Ik heb tot nu toe meer vertrouwd Westers dan avontuurlijk lokaal binnen.

Ook nu weer, ik zit in de Kentucky Fried Chicken nadat ik afgehaakt ben op de file voor de gebalsemde Mao (neen, ik was niet van plan om Mao te verorberen. Ik vermeld dit ter info zodat jullie weten dat Mao hier in een Mausoleum ligt).

Straks staat het Tiantianpark op het programma maar ik moet me een beetje moed inlepelen.
Tiantian is een park met tempels waar op bepaalde tijden keizerlijke ceremonies werden gehouden die de uitkomst van de handel en wandel van China konden beïnvloeden. Een foutje, bijvoorbeeld de keizer die struikelt, en China zou een rampzalige tijd tegemoetgaan. Aan de lay-out en de constructie van het park werd dus heel wat aandacht besteed. Ook hier weer wandel je op plaatsen die alleen bestemd waren voor Keizers. Het geeft een ongelooflijk gevoel.

Op de terugweg naar het hotel stop ik voor een professionele fotosessie. Het is in voor pasgetrouwde koppeltjes om een Westerse huwelijkfoto te laten nemen. Ze worden in de gepaste kledij gestopt, professioneel opgemaakt, gekapt en gefotografeerd. Ze nemen ook gewone foto's van individuen volgens hetzelfde stramien.

Voor 3.500 BEF krijg je 10 verschillende foto's en als je wil kan je van kledij en kapsel veranderen.

Ik heb zo'n fotosessie ondergaan - dat is het woord want communiceren was moeilijk zodat ik niet kon uitleggen wat ik wilde. Ik wilde een natuurlijke foto in een gewone outfit, maar zij zagen het wel zitten om me in een volledige Chinees te veranderen wat ik heb kunnen vermijden.

De fotograaf hield van Lady Di posities waar ik niet zo'n fan van ben. Ik heb er slechts 2 zelf kunnen verzinnen en zijn reactie was "ouderwets".

Gedurende de volledige sessie zijn ze ongelooflijk vriendelijk en geduldig. Ik heb ondertussen ontdekt dat eens je van het toerismepad afgaat ze vriendelijk en nieuwsgierig zijn. Een Chinees vertelde me ook dat de inwoners van Beijing een dikke nek hebben van het leven in een hoofdstad en dat zelfs andere Chinezen erover klaagden. De Pekinezen (ik kon het niet nalaten) verschillen dus van de rest van China. Gelukkig maar.

zondag 24 augustus 2008

Nog altijd proberen te wennen


24 augustus 1999

Ik start mijn morgen op het gemakjes met de tocht naar het zomerpaleis. Het vergt een bus, de metro en nog eens een bus om er te geraken. Ondertussen kan ik de straten en de bevolking bestuderen.

Ik ben eigenlijk verbaasd hoe sommige delen me soms doen denken aan India of Tanzania (dit is mijn beperkte vergelijkingsbasis). Peking is een stad in een ontwikkelingsland. Ongeasfalteerde straten, overal kraampjes op straat, overal mensen in iets sjofeler kleren, winkels met dezelfde goederen geconcentreerd in één straat, gammele huizen, antennes, telefoon- en electriciteitsdraden, ...

Het Zomerpaleis is een gigantisch park met en groot meer, tempels en paleizen. Gebouwd als exclusief speelterrein voor de keizers en het gevolg wordt het nu overrompeld door toeristen, en terecht vind ik. Ondanks de smog boven het park heb je toch een idee van de grootsheid en schoonheid ervan.

Tijdens mijn bustocht terug passeer ik door de computerstraat en uit nieuwsgierigheid wandel ik erdoor. Het lijkt alsof half Beijing een computer wil kopen of er een aan het bouwen is, volk, volk, volk, ... Overal rond mij klinkt het gemiauw van hun taaltje. Indien een kat een taal zou spreken, dan zou het klinken als Chinees: gekrulde tong met een overvloed aan A- en SH-klanken.

De avond wordt naar goede gewoonte afgesloten in de bar. Ik ben nog steeds niet gewoon aan China.

zaterdag 23 augustus 2008

Op de Nederlanders!!!!


23 augustus 1999

's Morgens ga ik met 3 Israelis en 2 Britten naar de Silk Market, de plaats waar je alle vervalste grote merken aan een vriendenprijsje, d.w.z. na hard onderhandelen, kan kopen. Ik wil een NorthFace vest en sweater, als ondersteuning voor de koude dagen die me te wachten staan.

Na vele stalletjes en veel gepalaver heb ik er één voor nog geen 1000 BEF en zo nagemaakt als het maar kan. Ik verwacht niet meer van mijn aankoop dan dat het me trouw blijft tot eind oktober.

Ik spendeer de rest van de voormiddag met Paul, Engels en fulltime reiziger (variant zonder reisgids). Met een avontuurlijke ingesteldheid eten we in Pizzahut, pizza's even flauw als bij ons en met het zelfde prijsniveau. Ik heb er nadien spijt van want eten van een stalletje is 10 maal goedkoper en 100 maal lekkerder, maar deze dag legt aan om Europees en duur te worden.

Nadien start ik een pelgrimstocht om dat Belgisch café, The Hidden Tree, te vinden dat in handen is van een moedige Westvlaamse. Het kost me twee uur en vele Chinezen, maar ik ben er net op het openingsuur.

Een Kriek is de eerste, daarna een Hoegaerden. De eigenares is er en ik bewonder haar moed. Ze heeft dit tien jaar geleden geopend en het moet ontzettend veel energie, geduld en doorzettingsvermogen hebben gekost.

Op het moment dat ik beslis dat het tijd is om de aantrekkingskracht van het hotel te laten werken komen er twee Nederlandse zakenlui binnen waarop ik spontaan toost (mijn respect voor het volkje is de laatste maanden ontzettend gegroeid). We verbroederen en dankzij de courtesy van onze Noorderburen heb ik een hoeveelheid Hoegaarden binnen waar ik de komende twee maanden op kan teren.

Het doet bovendien deugd om te praten met niet-reizigers. Mijn integratie in het werkend leven komt zo een stapje dichterbij. Kees en Willem, dank voor de avond, het gezelschap en de drank. Ik zal jullie vele tips voor mijn terugkeer in het echte leven onthouden. Ik hoop echter dat de Duveltjes geen al te houten hoofd hebben nagelaten.

vrijdag 22 augustus 2008

Ontsnapt!!!

22 augustus 1999

Ik sjok op mijn gemak richting Tienanmen, ik ben ondertussen volledig aan het Chinees gravitatieveld aangepast. Het plein is absoluut niet aantrekkelijk, maar omwille van de gebeurtenissen van 10 jaar terug heeft het een speciale betekenis. 1 miljoen mensen waren hier toen verzameld en het aantal doden is tot op vandaag onbekend.

Het plein zit vol Chinezen die zelfs hier niet kunnen nalaten om te staren. We, of ik, zijn in hun ogen een lelijk ras als ik op het gestaar moet afgaan.

Ik sleep me richting Verboden Stad, die een ongelooflijke indruk op me nalaat, voor een groot deel ondersteund door de film. Grote pleinen, nauwe straten, knap versierde gebouwen die Japans overkomen maar dat zal wel omgekeerd zijn. Het is overwelmend om op een plaats te staan waar geschiedenis geschreven werd.

Nadien word ik teruggezogen naar het hotel, waar ik een veilige maaltijd en iets te veel bier, aan 15 BEF voor twee blikjes met Heinekenachtig smaak, met anderen deel.
Mijn eerste dagje ontsnapt, maar het moet nog wennen.

The Black Hole

21 augustus 1999

Onder de backpackers is dit hotel gekend onder de naam "The Black Hole". Je wordt erdoor opgezogen en het is ongelooflijk moeilijk om eruit te ontsnappen. Dit geldt ook voor mij, maar ik had voor vandaag geen ontsnappingspoging gepland.

Ik ontbijt op het gemak bij het zwembad -het klinkt luxueuzer dan het is-, ik Internet voor een lange periode en heb mijn haar laten knippen voor 25 BEF (moeder, wil je dit bedrag op mijn rekening storten aub). Dit laatste was een behoorlijk risico want de kapster verstond geen Engels en ik spreek geen Chinees. Nadat ik er ongeveer van overtuigd was dat ze het begreep, heeft ze mijn haar met een botte schaar en in grote hopen geknipt. Het resultaat is niet al te slecht.

De rest van de dag spendeer ik met andere backpackers, de Asia Travellers, een andere ras dan wat ik tot nu toe ontmoet heb. Wat je betaalt voor te leven hier is een belangrijk onderwerp waarbij opgeschept wordt met de laagste prijs. Dit is nieuw voor me.

Ze zijn ook meer blasé heb ik de indruk. Onder backpackers is er sowieso een onuitgesproken rangorde in toerisme met de gepamperde coachtoerist helemaal onderaan en de pure avonturier bovenaan. Deze rangorde is hier meer uitgesproken, waarbij backpackers zonder reisgids een trapje hoger staan dan deze met. Je ziet hen dan wel wanhopig vissen naar basisinformatie die je zonder problemen in een reisgids kan vinden. Voor het overige zijn het allemaal sympathieke mensen waar ik een ontspannende avond mee heb.

Ik zal morgen proberen te ontsnappen uit dit Zwarte Gat.

Chaos

20 augustus 1999

Dit is het. Ik ben in China. Na Japan een cultuurschok. Luchthaven is afgeleefd, het verkeer is chaotisch, voortdurend getoeter, mensen overal, bouwvallige huizen met daarnaast gigantische nieuwe flatgebouwen. Eerste indruk is: ik ben in een derde wereldland.

Ik probeer in de luchthaven te weten te komen hoe ik best in het hotel geraak. Ze hebben geen flauw idee, maar raden een taxi aan. Ik wil geen taxi nemen, er zijn bussen richting hotel.

Buiten de luchthaven ben ik paranoia. De Lonely Planet was nogal negatief: er zijn ontzettend veel zakkenrollers, ze rekenen altijd door als ze met toeristen te maken hebben, ze zijn onvriendelijk en totaal niet gemotiveerd om te helpen. Na Japan een andere planeet.

In het centrum van Beijing kost het me drie kwartier om de correcte bus te vinden en eens op de bus is de kaartjesverkoper zo vriendelijk om me vertellen wanneer ik eraf moet. Alles in orde dus en de spanning valt van me af. Onmiddellijk daarna valt mijn zicht en mijn gehoor uit en begin ik ongelooflijk te zweten. De mensen rondom me zien het en tonen echte bezorgdheid, dit zijn niet de Chinezen van de Lonely Planet.

Eén is zelfs zo vriendelijk om me op het juiste pad richting hotel te zetten en mijn dagpak te dragen (waarvan ik verdenk dat hij ermee zal lopen).

Op weg naar het hotel zie ik de hoop in verwarde backpackersdagen, de rots in de branding, die goudgele M die overal ter wereld dezelfde zekerheid biedt. Het volgende uur acclimatiseer ik er met een Big Mac en een ijsje.

In het hotel duurt het eeuwen voor ik ingecheckt ben -geduld is een must hier. Een glimlach voor de klant is er niet, glimlachen is een optie hier.

Om 8 uur val ik uitgeput in slaap, na een toilet zonder deur gevonden te hebben. Ik ben niet klaar voor deze ervaring, maar het is hoognodig.
Eerste dag China is niet zo positief.

Voorbijgeflitst

19 augustus 1999

Ik ben in het land van Sony en Toyota geweest, 30 dagen zo voorbijgeflitst.
Ik heb ongelooflijk vriendelijke en ongelooflijk afstandelijke mensen ontmoet.
Ik heb maximaal de sfeer van het hedendaags Japan proberen op te snuiven.
Ik heb elke heuvel met uitzicht proberen te beklimmen.
Ik heb Japanse woordjes geleerd mbt treinen en hotels.
Ik heb het groene Japan gezien, groen door rijstvelden en bossen op hellingen die voor niets anders gebruikt konden worden.
Ik heb rondgereisd zonder veel problemen.
Ik heb nog geld over.
Ik kom hier hoogstwaarschijnlijk nog terug.

Liften...


18 augustus 1999

Na een moeilijke start om uit Hakodate weg te geraken -liften vanuit een drukke stad is nooit goed, maar de vriendelijke hosteluitbater had me verzekerd dat het geen probleem zou zijn, uiteindelijk bleek de trein de beste oplossing- ben ik zonder verdere lange wachttijden probleemloos geraakt waar ik wilde.

Ik heb weinig kunnen converseren met mijn gastheren, maar allen hebben zonder uitzondering een extra inspanning gedaan om me zo ver mogelijk te vervoeren. Eén heeft zelfs een uur omgereden om me veilig af te leveren.

Onderweg heb ik vulkaantjes meegepikt, eentje zelfs zo jong als 45 jaar en toch al 402 meter hoog. Onbegroeid en met stomende gaten was Showa Shin Zan een spectaculair zicht.

Mijn dag is geëindigd in Noboribetsu Onsen, het grootste geothermisch gebied op Hokkaido en gepast toeristisch uitgebaat. Elk hotel heeft zijn Onsen (=spa), er zijn attractieparken en je kan het gebied waar het stoomt, kookt en zwavelt, bezoeken. Ze noemen het de Living Hell en uiteraard ben ik nieuwsgierig naar de bestemming van mijn ultieme laatste trip.

Het blijkt een flauw afkooksel (!) te zijn van hoe-heet-het-alweer in Nieuw-Zeeland, op den duur word je blasé. Ik sta meer versteld van de busladingen toeristen die hier afgezet worden. Allemaal hebben ze zonder uitzondering een hostess-gids in een net pakje met vlagje, die de hele dag in de weer is om haar toeristjes te hoeden..

Zo'n bustoer moet ontzettend vermoeiend zijn. Ze starten ongelooflijk vroeg in de morgen en hollen van de ene bezienswaardigheid -met obligate foto's- naar de andere. Dit gaat door tot 's avonds laat. Na één zo'n week kunnen ze maanden uitrusten op hun werk tot de volgende toer. Ook hier is voeding het souvenir. Naast gigantische krabben kon je ook een doos met 10 kg aardappelen kopen. Aan 80 BEF per kg een delicatesse en een koopje.

Morgen probeer ik nog een bezoek aan een nagebootst Ainu-dorp te brengen en daarna is het dag Japan.

Bericht aan mijn moeder: het is echt de laatste keer dat ik gelift heb.
P.S. het Ainu-dorp was oke en geeft je een idee van wie ze zijn en hoe ze leefden. Ondertussen zijn ze al goed gemixt met Japanners en hebben ze zich "aangepast".

zondag 17 augustus 2008

ça va bien, merci


17 augustus 1999

Ik heb het al gezegd, Japan bulkt van Fransen. Ik spendeer de morgen met Ben, jong ding, student mode-ontwerper, Fransman, geboren in Tsjaad, studeert in Londen, helft van zijn familie Italiaans. Geglobaliseerd met andere woorden.

Samen trekken we naar de versmarkt met als lokale specialiteiten uiteraard vis en ongelooflijk dure meloenen, 700 BEF het stuk. Nadien verdwijnt Ben richting hostel -hij reist straks verder- en probeer ik gratis Internet te versieren. De straten lopen vol met mannen met een band om de arm en een oortelefoontje. Het zijn politie-agenten, blijkbaar is er iets gewichtigs op til.

Even later bots ik terug op Ben, hij had geld willen wisselen, maar de bank wisselt geen Frans geld. Daarvoor moet hij naar de hoofdstad Sapporo en zit zijn reisschema serieus in de knoop.

Ik wijs hem op de mogelijkheid om met een Bancontact of Visa geld af te halen. Tiens... Het werkt niet, maar dit is de start van een anderhalf uur durende queste om toch in Hakodate geld te wisselen, wat uiteindelijk lukt in het postkantoor. Oui Oui, il a pu continuer sa journee comme prevue.

Nadien ga ik naar de uitkijkpost boven Hakodate, een heuvel waar de luiaards met de kabelbaan of auto naar toe gaan. Uiteraard leg ik dit te voet af, het blijkt een ontspannende klim in een zeer knap bos; ik kick ondertussen al op Japanse dennen.

Terug beneden ontdek ik dat ik op twee straten afstand geweest ben van de Keizer en Keizerin, o wat had ik graag met een Japans vlagje staan zwaaien ondertussen hopend dat iets van hun keizerlijkheid op mij zou afdruipen. Het lot heeft het anders beslist.

's Avonds in de hostel -geen Fransen deze keer- word ik verwend. De eigenaar sleept me zijn woonkamer binnen, biedt bier, wijn en een diner aan (allemaal beleefd geweigerd), probeert transport voor morgen voor me te regelen, zet het Japanse nieuws op Engelse dubbing, biedt me een poppetje aan en geeft me als afsluiter een geluksbrenger voor mijn verdere reis. Japanse gastvrijheid op zijn best. Morgen is mijn laatste volledige dag in Japan. Ik zal hun gastvrijheid missen.

zaterdag 16 augustus 2008

Naar het Hoge Noorden

16 augustus 1999

Ik laat grote stukken van Japan links liggen. Vandaag zit ik opnieuw een ganse dag op de trein (witte handschoentjes!) met als doel Hakodate op het eiland Hokkaido. Ik begeef me naar het "platteland". Zo u wil, het Limburg of West-Vlaanderen van Japan.

En je merkt het: de rijstvelden zijn niet meer de kleine lapjes, maar hebben de omvang van een voor ons normale akker, waarbij er velen naast elkaar liggen.

In Morioka heb ik anderhalf uur te spenderen. Ik laat mijn rugzak op het perron -dit is het enige land waar ik dit durf- en verdwaal vijf minuten later in de gangen die het station met de afdeling voeding van een warenhuis verbinden.

Tussen alle zoetigheid probeer ik me te oriënteren. Ik kan ondertussen weerstaan aan de exotische desserts, want de meesten worden bereid op basis van soja.
Ik lust het als groente, maar daar houdt het mee op.

Sommige sojabereidingen ruiken naar wat bepaalde veevoederbedrijven boven Izegem loslaten, een geur die ervoor zorgt dat je in de twilightzone tussen twee aardse levens alles zult doen om niet als koe, varken of kip terug te keren.

Na uren treinen sporen we eindelijk de Seikan tunnel in die Hokkaido met Honshu verbindt. 54 km lang en het diepste punt ligt 240m onder de zeespiegel. De ingenieurs hebben hun grenzen verlegd.

Na 14 uren onderweg te zijn strompel ik de hostel binnen waar -oh verrassing- een Fransman logeert. Mijn kennis van het Frans betert elke dag.

vrijdag 15 augustus 2008

Obun


15 augustus 1999

Dit weekend is een topweekend in Japan. Van 13 tot 15 augustus vieren ze Obun, een soort Allerheiligen, maar iets opgewekter.
Dit is ook het laatste weekend van de jaarlijkse zomervakantie (één week) en Japan maakt zich op om terug een half jaar te werken tot de break met Nieuwjaar.

Net zoals bij ons durven topweekends nogal eens verstoord worden door slecht weer en vanmorgen ziet het er allesbehalve goed uit. Het giet. Op tv kan je rechtstreeks de reddingsoperatie meemaken van 14 mensen die in het midden van een snelstijgende rivier vastzitten. Ze staan al tot hun knieën in het water en tot nu toe is er niets om hen te redden.

Ondertussen wacht ik tot de regen overgaat en waag me voorzichtig op het strand dat vol met afval ligt. Ik weet niet of het een uitzonderlijke wind geweest is die al het afval de baai heeft ingeblazen, maar ik wil alleszins dit water niet in. Het blijft droog en ik durf verder weg van de hostel, op de heuvel Otakamori, die me het beste zicht belooft over de Matshushima Baai.

De baai, bezaaid met klifferige eilandjes waarop Japanse dennen prijken, staat als één van de drie mooiste plaatjes in Japan geklasseerd. Mijn timing is perfect. Ik kom boven op de uitkijkpost aan en het begint te regenen. Er is een schuilplaats, met uitzicht op de baai, maar nu is alleen een grijs deken te zien. Ik wacht en wacht en wacht tot de regen stopt (na drie kwartier) en tot de baai opklaart (niet meegemaakt). Ik geef het op en slenter terug naar het strand.

Op mijn weg naar de lokale superette (supermarkten is een zeldzaamheid in Japan) springt een Japanse uit haar tuin en vraagt of ze met me mag praten. Ze wil haar Engels oefenen en ze heeft er nog wel wat werk aan. Ze is hier met de familie om Obun te vieren en ik denk dat ik uitgenodigd geweest ben om hen te vervoegen. Echter, het was in het Japans en het kon ook betekend hebben of ik niet binnen kwam om de afwas te doen. Ik hou me dom want alhoewel er weinig te praten valt in de jeugdherberg, is het spelen van prijsbeest aan een onbegrijpbare familietafel niet echt aanlokkelijk.

Terug in de hostel aangekomen kan ik het nieuws in het Engels volgen (een luxe). Blijkt dat de 14 mensen van deze morgen onder de ogen van de camera's weggespoeld zijn, dit hebben ze 's avonds gelukkig niet meer laten zien. de zoekacties naar hun lijken zijn gestart. Ondertussen laten ze de verantwoordelijke van de dam aan het woord die in mijn ogen zeer stoïcijns meedeelt dat hij verschillende malen de sirene heeft geloeid en dat ze niet anders konden dan het water uit de dam laten lopen. In zijn plaats zou ik al onder de pillen zitten.

Ik kan dan toch nog praten met andere reizigers. Er is een Fransman aanwezig die al drie jaar in Osaka woont, het is de zoveelste Fransman die ik hier ontmoet, ze hebben iets met Japan.

Ik kan ook communiceren met een kamergenote, een motorrijdster, die haar job als Office Lady (dit is de functie van onderdanige sierbloem in het mannelijke kantoorlandschap) heeft opgezegd en Japan rondtrekt op haar motor. In een conformistische maatschappij als deze een verwezenlijking en ze is er terecht trots op. Na haar trektocht gaat ze werken in een motorshop (als een soort hostess). Ik wens haar bij deze nog vele motortrips toe.

donderdag 14 augustus 2008

Treintje

14 augustus 1999

Ik ben terug een volledige dag onderweg om op mijn volgende bestemming te geraken. Je moet er iets voor over hebben als je met een goedkope reispas reist.

Terwijl ik dit tik wil ik toch eventjes het volgende kwijt: de Japanse jeugd heeft geen respect voor ouderen, althans, zo lijkt het toch voor mij. Er is net een vrouw van schat ik in de vijftig de slaapzaal binnengekomen en er resten alleen nog bedden bovenaan. Ik ben de enige die mijn gelijkvloers bed aanbied (oh zo nobel). De andere meisjes doen alsof ze het niet zien.

Het is me ook al opgevallen op de trein en in bussen. Men gaat niet spontaan rechtstaan voor oudere mensen, deze moeten hun (valse) tanden laten zien om het zitje te krijgen waar ze recht op hebben. Je gebit laten zien is echter zeer onJapans, maar je kan hun smeken wel aflezen in hun ogen en in hun gedrag. Het is verschillende malen voorgevallen dat ik mijn plaats heb afgestaan. Ik hoop dat onze jeugd, waartoe ik spijtig genoeg niet meer gerekend kan worden, iets hoffelijker is.

Maar ik zat op mijn dagje rijden met superstipte treinen (NMBS, het is dus mogelijk, maar ik zal nooit meer klagen dat ik moet rechtstaan) waarbij ik probleemloos van de ene aansluiting naar de andere hop. Op zowat alle treinen zit ik in de eerste wagon, met een doorkijkvenster naar de machinist en met een doodgewone voorruit zodat je ziet wat er op je afkomt.

De machinisten fascineren me ongelooflijk. Allen hebben ze witte handschoentjes en nichterige gebaartjes tijdens het rijden die doen vermoeden dat er maar één leermeester is waar ze allemaal dezelfde maniertjes van overgenomen hebben (het kan ook aan de instructie CD-rom liggen natuurlijk).

Ik heb het bemerkt in Nagasaki en nu ook hier. Als ze een hendel bedienen gaan de zwierige handen in een sierlijke beweging naar de hendel.
Lezen ze hun tijdtabel (tot op 15 seconden!), dan gaat er een wit vingertje in de lucht dat teder de tijdstippen streelt die gerespecteerd moeten worden.
Bij het binnenrijden en verlaten van een station wordt het witte handje in het "u kijkt toch ook" gebaar gesmeed en naar een voor mij onzichtbaar publiek gericht.

FAS-CI-NE-REND.

Je ziet dat ze met liefde rijden.

Ik merk ook dat ik het Westers toeristisch gebied verlaten heb: ik ben de enige witten en word van alle kanten stiekem bekeken, maar ik voel me goed in de rol van exotisch meisje. 's Avonds merk ik het ook: de kennis van Engels is nihil. Maar als ik eerlijk mag zijn, dit is het Japan dat ik het liefst heb.

woensdag 13 augustus 2008

De tijd vliegt

13 augustus 1999

Het weerbericht belooft regen vandaag en ik laat het idee om hoger in het gebergte te gaan wandelen, vallen. Daar zal het 100% zeker regenen. Ik blijf dichter bij huis, op een wandelpad op een lokale berg, amper 1,1 km hoog. Ik neem veiligheidshalve een paraplu (jaja!!!!!!!!!) mee. Je weet maar nooit.

Het pad naar de top is allesbehalve goed. Op sommige plaatsen hebben ze een touw gespannen zodat je je veilig naar boven kan hijsen. De paraplu is handig als steun. Ik kom niemand tegen op het pad en zelfs bij de dieren is het verdacht stil: een slang , bijna geen vogels. Is er iets aan de hand met dit bos?

Na de tocht ga ik even langs bij de tempels en schrijnen waar elke toerist naar toegaat. Het geheel is verborgen in een dennen- of sparrenbos, en wordt bijlange niet zo overrompeld als in mijn boek beschreven staat. Uiteraard ga ik niet binnen, ik wil geen entree betalen, maar ik wil er toch niet te ver van geweest zijn.

5 minuten nadat een eeuwigdurende regenbui gestart is, ben ik terug in de hostel, die uitgebaat wordt door een vriendelijk koppel. Mijn ervaringen met Kawaguchi-ko zijn bijna verdrongen, ook al kwamen ze de eerste vijf minuten hier eventjes bovendrijven toen de vrouw me in basis Engels liet verstaan dat ik nu een bad moest (=kon) nemen, wat ik slaafs gedaan heb.

Voor het overige waren alle regels er om met de voeten getreden te worden en hebben ze me verwend.

's Avonds besef ik dat het vandaag vrijdag de dertiende is, maar vooral dat ik minder dan een week te gaan heb in Japan. 3 weken zijn verdwenen zonder dat ik het beseft heb. De tijd vliegt en hij zal er niet op vertragen tijdens de georganiseerde reis (5 weken) door China, Tibet en Nepal. Daarna resten er me amper 4 weken voor ik terug met beide voeten op België terechtkom. Ik verslik me bijna in de druifjes (cadeautje van de gastvrouw) als ik eraan denk. Het is dan toch vrijdag de dertiende.

Nikko

12 augustus 1999

Nikko, na Tokyo is dit de hemel. Groen en vooral rustig. Eens je de hoofdstaat van Nikko verlaten hebt, kom je in kalme buurten, zonder het suizende geluid van auto's.

Rondomrond zijn groene heuvels (of bergen, sommige zijn 2.5 km hoog) en voor eens heeft de beschaving niet alles ingenomen, alhoewel de bouwwerken om erosie tegen te gaan ook hier tot aan de top reiken.

Uiteraard heeft Nikko beroemde tempels, een ervan komt bovendien binnenkort op de Werelderfgoedlijst, ook in Japan hebben ze ijverige ambtenaren die het toeristisch belang van een degelijk label hebben begrepen en zich door een papierberg hebben gewerkt om het aan te vragen. Ik laat me er niet door verleiden, de natuur rondom Nikko is aantrekkelijker.

Zo komt het dat ik vandaag in Yumoto ben, niet ver van Nikko en start van een korte interessante wandeling door moerasgebied. Na amper een half uur, strategisch getimed bij de eerste stop, begint een twee-uur durende regenbui.

We, ik ben samen met Jens en Karen, schuilen in de cafetaria. Als het mindert is mijn zin om te wandelen weggespoeld. Ik zal het morgen opnieuw proberen. Mijn Duitse compagnons wagen het erop, voor hen is er geen morgen in Nikko.

Ik lift terug met een stop aan een knappe waterval, Kegon. Deze is ontstaan nadat een vulkaanuitbarsting een natuurlijke dam, 100 m hoog, in de vallei heeft achtergelaten. De overgang van een weg naast een meer naar een weg naast een diep dal, is fantastisch. Je kon betalen voor een lift tot aan de voet van de waterval en een kabelbaan naar een platform dat je een overzicht gaf over de volledige vallei, maar neen, bedankt.

En ja, ik lift terug, ook al had mijn moeder het me uitdrukkelijk verboden. Dit is echter zo'n veilig land met ongelooflijk duur transport. Dankzij het liften heb ik vandaag 1.500 BEF bespaard. Het is wel telkens behelpen, want het Engels van mijn gastheren is meestal zeer basis, maar tot nu toe ben ik geraakt waar ik wilde (gebarentaals en tekeningens, weet je wel).

's Avonds zie ik Jens en Karen terug, elk met een fluo paraplu. Het is blijven regenen en omdat ze perse de wandeling wilden doen hebben ze een Japanse toegeving gedaan: trekken (=iets ruiger dan gewoon wandelen) met een paraplu. Nu kunnen ze het ding Japan rondslepen, de sukkelaars.
Morgen waag ik mijn kans op het wandelpad, alhoewel het weerbericht er niet fantastisch uitziet.

Tokyo dag 5

11 augustus 1999

Dag 5, mijn laatste dag, begin ik vroeg op de vismarkt Tsukiji, een gigantische overdekte plaats waar, zo lijkt het, alle vis van de wereld verzameld is.

Het aanbod is ongelooflijk. Ik ben te laat voor de veiling, maar ik kan nog foto's nemen van het verzagen van de diepgevroren tonijn. Die vissen zijn mega en diegene die ooit op het idee gekomen is om ze te verkopen in een klein blikje, was gewoon revolutionair. Ik loop rond tussen dode, half dode, half levende en springlevende (maar niet meer voor lang, hehe) zeewezens.

Ergens daartussen ontmoet ik Stanley, Canadees, die 3 weken van zijn leven heeft doorgebracht in het fantastische Heule, dankzij een volksdansfestival. Hij beweerde zelfs in Izegem geweest te zijn en er nog kennissen te hebben. Soms is de wereld klein.

Mijn verblijf in Tokyo sluit ik af op de 45ste verdieping van het Tokyo Metropolitan Government gebouw, met uitzicht op alle plaatsen waar ik de afgelopen 5 dagen heb rondgelopen. Ik zal Tokyo niet missen, maar het meegemaakt hebben, was wel een ervaring.

Ik heb wel Dé ervaring van Tokyo gemist: op spitsuur de metro nemen en de wagon ingeduwd worden (iets wat blijkbaar alleen in de winter gebeurt, als de mensen dikker gekleed zijn). Ik heb een te grote angst om door de massa ingeslikt te worden en ergens in een kantoor terug uitgespuwd te worden, nog altijd één van mijn nachtmerries. Liever droom ik van de vele vriendelijke Japanners.

Tokyo dag 4


10 augustus 1999

Dag 4 spendeer ik op een kunstmatig eiland in de baai van Tokyo, in de jaren '80 ontsnapt uit een brein dat een stad van de toekomst wilde maken. Hier staan bizarre wolkenkrabbers, waarbij de meest speciale bestaat uit twee torens met elkaar verbonden door meccano-achtige gangen. In dit netwerk van gangen hangt een grote zilverkleurige bal. Toegegeven, het heeft wel iets.

Langs de waterkant zijn op de meeste plaatsen parken gecreëerd waar je kan proberen te ontspannen onder het altijd aanwezige lawaai van voorbijrazende auto's en met uitzicht op de smogsjaal rond Tokyo. Dit is weinig ontspannend voor mij.

zaterdag 9 augustus 2008

Tokyo


9 augustus 1999

De dag erna spendeer ik in Shinjuku, uiteengereten door spoorlijnen. De ene kant is het businessdistrict, vol met wolkenkrabbers waarvan sommige beweren dat het architecturale wonders zijn. De andere kant is een ontspanningsbuurt dat als inspiratie zou gediend hebben voor bepaalde scenes in Bladerunner. Winkels, cafe's, restaurants, bioscopen, goktenten, lunaparken en iets verder het volledige gamma van de sexindustrie.

In een van de ruigere buurten zou het mogelijk zijn Yakuza (maffia) te zien, ik ben er dus ook. Zo vroeg in de namiddag bruist er hier weinig.

Ik word aangesproken door Moilee (ik denk dat dit de schrijfwijze is), een man begin de 40 die op dit moment aangedreven wordt door sake. Hij wil Engels praten en vraagt of hij me mag vergezellen. Ik heb geen bezwaar. Hij blijkt getrouwd met twee kinderen. Deze week is zijn jaarlijkse zomervakantie, maar hij is wel vandaag, maandag, gaan werken. Om 3 uur is hij gestopt en ik heb de indruk dat hij niet goed weet wat de rest van de week aan te vangen (hij heeft werk mee naar huis en gaat vrijdag al weer werken). Hij heeft geen vakantieplannen en is evenmin gehaast om naar moeder de vrouw te gaan.

We lopen ongeveer 2 uur door de straten waarbij ik hem notabene de jongerenbuurt Takeshita toon, de winkelstraat waar de kalverjeugd gaat winkelen, van glittermake-up tot GSM's, want het lijkt of iedereen hier met zo'n ding rond de nek hangt (Moilee nuanceert en zegt dat de meesten alleen korte e-mails kunnen ontvangen en versturen).

Als mijn Japanse escorte plannen voor de avond voorstelt, haak ik af onder het excuus dat ik mijn reisdagboek dringend moet aanvullen. Ik heb geen zin om met hem de avond door te brengen. Het is Masaaki niet.

's Avonds been ik inderdaad bij in mijn dagboek, terwijl de tv op de achtergrond speelt. Ik zap geregeld door de programma's om een idee te krijgen van het televisielandschap. Veel kwissen, shows, reisprogramma's, veel soaps (gesponsord door P&G) en veel reclame. Eén kanaal geeft wetenschappelijke programma's en taallessen en 's morgens zie ik zelfs een Engelse les voor kinderen. Ze zijn vast van plan om de volgende generatie taalkundig te maken.

vrijdag 8 augustus 2008

Tokyo

8 augustus 1999

Ik start mijn tweede dag in de keizerlijke tuin, naast het keizerlijk paleis met de keizerlijke familie die pas na WOII heeft toegegeven (het was van moeten) dat ze niet van goddelijke afkomst zijn. Ik durf er dus te wandelen.

Zelfs in het hartje van de tuin hoor je de razende stad. Ik betwijfel of hier ergens een rustig plekje te vinden is en indien je het vindt, dan zorgen de kraaien er wel voor dat de rust verstoord wordt (het is een plaag). Een andere plaag zijn de duiven, hoogstwaarschijnlijk afstammelingen van verloren gelopen Belgische prijsduiven die in de jaren '80 voor een zacht prijsje naar Japan verscheept werden.

De tuin is me te vervelend en ik verleg naar de typische buurten in Tokyo.
Ginza, de chique winkelstraat vol met warenhuizen en dure winkels.
Akihabara, het mekka van de electronica. Heeft Tokyo iets nodig waar een snoer aanhangt, dan komen ze naar hier. Neon, neon, neon zoals je het alleen maar in films ziet. Ik sta versteld van wat Japanse merken aan draagbare computers aanbieden. Vooral Sony heeft een lichtgewicht dat alles overtreft. IBM'ers en anderen, hoed u voor de Japanse miniaturisering! Ze doen het weer.

donderdag 7 augustus 2008

Tokyo: contrasten

7 augustus 1999

Ik arriveer ergens in de voormiddag in Shinjuku, Tokyo, het grootste metro-, trein- en busstation ter wereld. Per dag sjezen hier 2 miljoen mensen door de kilometerslange tunnels, de 60 uitgangen, de immense warenhuizen en shoppingcentra. Het is een complete stad onder de grond.

Ik voel met niet al te lekker (die tijd van de maand) en de overgang van de aircobus naar de zengende vochtige warmte is er teveel aan. Het volgende half uur spendeer ik op een trap, de jacht om me heen observerend. Ik probeer me te oriënteren, want ergens in dit kluwen is een infodesk.

Na drie kwartier en een behulpzame politie-agent ben ik er eindelijk. Ik heb geen slaapplaats voor de nacht en ik wil verifiëren of de mindere buurten van Tokyo, net zoals deze in Osaka, spotgoedkope accommodatie aanbieden. De baliebediende kijkt me met verschrikte ogen aan. Zij zou nooit een voet in die buurt zetten (in perfect Engels!). Ik stel haar gerust, ik heb er 30 jaar stage in België opzitten waar zelfs een gemiddelde verkaveling onveiliger is dan een ruige buurt hier.

Ik ben apetrots als ik zonder problemen mijn weg in metro vind en in de ruige buurt aankom. Toegegeven, veel daklozen en dronken mannen die liggen te slapen op straat. Voor het overige is niets opvallend sjofel. De huizen zijn netjes, de straten ook (vol met fietsen, zoals overal in Tokyo), niemand valt me lastig.

Een slaapplaats vinden is niet zo makkelijk. Goedkope kamers zat (750 BEF, airco, tv, geen badkamer), maar, .. alleen als je man bent, wat onvoldoende motivatie is om van geslacht te veranderen. Ik struin van het ene hotel naar het andere, overal hetzelfde.

Mijn Japanse woordenschat mbt het hotelwezen gaat er razendsnel op vooruit, overigens een niet zo moeilijk feit: Shinguru rumu=single room en zo zijn er veel Engelse woorden die een Japans laagje hebben gekregen. Een "l" in het Engels wordt daarbij een Japanse "r", nog steeds een "l" uitgesproken.

Uiteindelijk wijst een behulpzame vrouw me een hotel aan waar ze vrouwen aanvaarden (gesprek was volledig in het Japans en gebarentaals!) en ja, Bingo. Voor de prijs van een jeugdherberg heb ik een piepkleine tatamikamer, met tv, airco en koelkast. Na de vorige hostel is dit de hemel. De eigenaar spreekt bovendien vloeiend Engels en ik heb hem beloofd om reclame te maken. Hier komt het:
JUYOH HOTEL
2-15-3 Kiyokawa Taito-Ku Tokyo 111
e-mail: machi@bd.mbn.or.jp
Good value!!!! en de buurt is echt niet slecht.

Nadien ga ik wandelen in Asakusa, een uitgaansdistrict, dat zo vroeg in de avond nog lam ligt. Op de terugweg naar mijn hotel vallen de contrasten me op. Asakusa met zijn warenhuizen en vele moderne winkels en 200 m verderop vind je een piepkleine wasserij waar de was op straat ligt met binnenin 2 mensen die bijna op elkaar aan het strijken zijn. Daarnaast vind je een mini-atelier waar 4 personen schoenen maken en uiteraard zijn ook hier weer de winkeltjes met bijna niets in hun rekken en een oud vrouwtje achter de kassa. Plots voel je je in een dorp en niet in de miljoenenstad Tokyo. Het doet raar.

woensdag 6 augustus 2008

Fawlty Towers


6 augustus 1999

Ik had het al verteld: de eigenaar van deze hostel test de grenzen van mijn culturele verdraagzaamheid, die, als ik eerlijk moet zijn, na 9 maanden reizen steeds dichter bij mijn eigen leefwereld aanleunen. Ik ben gelukkig niet de enige die moeite met Fawlty heeft, andere Westerse toeristen botsen ook geregeld met hem.

Japanse hostels zijn sowieso al niet het toonbeeld van vrijheid. Voor alles bestaat een regel die door de gasten meestal slaafs opgevolgd worden, dit terwijl het management het door de vingers ziet als je erop zondigt. Er is een tijd om op te staan, een tijd om te douchen, een tijd om te eten, een tijd om een bad te nemen en een tijd om te slapen.

Fawlty neemt dit alles zeer letterlijk. 's Morgens start de dag om 6.45 uur met pianoversies a la Simone and Garfunkel, Lionel Ritchie, ea. Om 7 uur gilt hij door de luidspekers dat het tijd is om op te staan en te ontbijten. Dit herhaalt hij in een basis Engels dat nogal bevelachtig klinkt. Ik denk daarbij verschillende malen aan Duitsland.

Als je geen maaltijden neemt in de hostel, mag je de eetzaal niet binnen. Boterhammetjes e.d. worden dan in de inkomhal geconsumeerd. Bovendien zijn warm water en een kop enkel met een onmenselijke inspanning tijdens de maaltijduren te verkrijgen en dienen de koelkasten niet om eten van gasten in te bewaren. Je kan ook enkel 's avonds, tussen 6 en 8, douchen. Voor de rest is het behelpen met de wasbakken in de gang (ik had me eigenlijk uit protest daar moeten wassen, dat zou ze nogal geshockeerd hebben).

Ik laat bij al dit autistisch gedrag geregeld mijn tanden zien, iets wat gezichtsverlies betekent in deze maatschappij, maar het lucht op. Voor 2 Engelse meisjes is deze hostel de spreekwoordelijke druppel. Ze hadden 3 weken Japan gepland, maar na één week hebben ze hun verblijf al beperkt tot 2 en ze tellen af. Voor hen nooit meer. Ik vind het jammer, want deze man is echt niet representatief voor de Japanner, hij is gewoon een extreem voorbeeld.

Ik vlucht met blijheid in het hart weg uit dit oord, en verwacht in Tokyo min of meer dezelfde behandeling. Na drie dagen hier is het moeilijk om nog te nuanceren.

dinsdag 5 augustus 2008

Het Kilimanjaro-syndroom


4-5 augustus 1999

Fris en monter ben ik om halfnegen 's morgens aan het eerste deel van de onderwerping van Fuji-San gestart. Ergens in de buurt van de hostel zou een wandelpad moeten zijn dat je naar het vijfde station brengt, waar het gros van alle andere beklimmers een bus naar toe neemt om pas van daaruit te starten. Uit een soort volledigheid wil ik de 14 km en 1,5 km in hoogte op eigen kracht overwinnen. Vanaf het vijfde station volgt dan iets minder lengte en evenveel hoogte, dat zegt genoeg.

Met vage instructies zoek ik het wandelpad en slechts na toevallig in het informatiecentrum terecht te komen, vind ik het. Het pad blijkt de oude pelgrimsroute te zijn, vol met schrijnen. Plots voel ik me een pelgrim op een of andere boetedoening. En dat blijkt ook zo. De hitte maakt het stijgen extra lastig en al gauw loop ik te dampen als een paard dat net de steeplechase van het jaar heeft gewonnen. Pole Pole en de goede raad van Iggy: langzaam aan.

Alle aanduidingen zijn in het Japans en ik heb geen flauw idee hoe goed ik vorder. Gelukkig is er mijn slogan "een chocolade per uur, geeft je vuur (ik had liever "...per dag, ...aan de slag", maar dat blijkt in mijn geval ruimschoots onvoldoende). Als ik bijna wanhopig ben, stuit ik op het vijfde station, bouwvallig en verlaten. Is dit een smakeloze grap? Niettemin is het uitzicht geweldig en ik spendeer er bijna een uur om af te koelen.

Na een kwartier verder klimmen stuit ik dan op het echte vijfde station, een van de vele die op Fuji-San te vinden zijn. Ik kan nu een slaapplaatsje voor de nacht zoeken, want ik weiger om 5000 Yen (1700 BEf) te betalen voor een luidruchtig bed waar ik om 11uur al weer uit moet voor het tweede deel van de klim. Ik slaap dus onder de blote hemel op een van de zeldzame vlakke stukjes naast het pad. Nou ja, slapen. Zij die op de Kili waren weten wat het is. Op een onnoemelijk vroeg uur in je bed en wachten tot het tijd is om op te staan. Ik heb misschien een halfuur geslapen als het lichtjes begint te regenen. Het is halfelf. Fuji-San, ben je er klaar voor?

Het klauteren (na het zesde station is er geen ander woord voor sommige stukken van het pad) gaat goed. In het donker kan je geen tempo halen en put je je niet zo vlug uit. Na een uur begint het te regenen, gezellig. Er zijn onnoemelijk veel hutten langs het pad, maar je mag er maar in schuilen als je iets koopt. Gezellig. Buiten mezelf zijn er miljoenen andere klimmers, gezellig. Waarom deed ik dit weer? Oh ja, voor de zonsopgang.

Het klimmen gaat nog altijd schitterend, om een of andere reden heb ik de energie en is het niet te lastig. Op 3400 meter begint er echter een venijnig windje, gelukkig niet al te koud. Ik kom echter meer en meer terugkomers tegen. Hmmmmmm. Op 3500 (schat ik) blaast het. Niemand gaat door, de omstandigheden zijn te gevaarlijk. Op 250 meter van de top, om halfvier, heb ik het moeten opgeven, Kilimanjaro revisited.
De afdaling verloopt traag, de knieën doen pijn.

Na 2 uur knikkebollend wachten in het vijfde station, kan ik eindelijk de bus richting hostel nemen. Om 11 uur kruip ik in mijn bedje, en ik kom er voor de rest van de dag niet meer uit, zelfs niet voor het anderhalf uur durend vuurwerk dat 's avonds bij het meer ontstoken wordt. Mijn pijp is uit en er is meer dan vuurwerk voor nodig.

zondag 3 augustus 2008

Met de trein is het altijd een beetje reizen

3 augustus 1999

Vandaag ben ik de volledige dag onderweg en ik leg gelukkig een behoorlijke afstand af. Vanavond wil ik in de schaduw van Fuji-San slapen en me psychisch voorbereiden op het hard labeur om de top te bereiken.

Ter voorbereiding daarvan kan ik volop mediteren tijdens de 6 uren op de trein. Geen stress deze maal bij het overstappen, ook al is er soms maar twee minuten tijd. Met onze NMBS ben je dan 100% zeker dat je hem gemist hebt (ik denk zelfs dat ze een overstaptijd onder 3 minuten geen aansluiting noemen, ze gaan er dus sowieso van uit dat de trein vertraging zal hebben), maar niet met Japan Rail. In efficiëntie overtreffen ze onze Duitse buren. Ik heb nog nooit zo'n stipte treinen gezien.

Tussen Osaka en Kawaguchi-ko is geen lapje "niet-beschaving". Alles wijst op de aanwezigheid van mensen. Er zijn of huizen, of rijstvelden, of op de heuvels en in de groene bossen zijn bouwwerken aangebracht om erosie en aardverschuivingen te voorkomen. Ik reis door ontelbare tunnels, over bruggen, onder viaducten, ... Dit is een land van bouwkundig vernuft.

Het is ook verbazend hoe snel de tijd vliegt. Ik ben hier bijna 2 weken, het voelt aan alsof het gisteren was. Ik ben tot nu toe verrast hoe gemakkelijk het reizen in Japan is. Af en toe spring ik wel eens uit mijn vel als ik weer eens op een Japanner, werkzaam in de toeristische sector, bots die geen woord Engels kan en me in een stortvloed van Japans probeert iets uit te leggen. Hopeloos. Ondertussen heb ik geleerd om basis Engels te gebruiken en te tekenen. Het is verbazend hoe verhelderend een tekening kan werken. Indien het me echt teveel wordt, begin ik gewoon in het Westvlaams te zwatelen. Kan ik dat ook nog eens oefenen, neh.

Dit gezegd zijnde, niet alle Japanners zijn even vriendelijk of gastvrij. Sommigen lijken te blokkeren bij het horen van Engels en muizen er sneller dan de wind van onder, mij verbaasd achter latend. Ze doen zelfs geen poging om te helpen. Anderen zouden dan weer met je meegaan om zeker te zijn dat je op je bestemming aankomt. Het is een bizar volkje. Iemand zei me dat de oudere generatie de oorlog nog niet vergeten is en achterdochtig is. Wat het ook zij, soms voel ik onverschilligheid en soms ongelooflijke vriendelijkheid.

En als ik 's avonds in de hostel aankom, maak ik kennis met Fawlty Towers, de geminiaturiseerde Japanse versie die de grenzen van mijn (en van de andere Westerse gasten) culturele verdraagzaamheid test. Daarover meer in een van de volgende verhaaltjes.

zaterdag 2 augustus 2008

Op stap met Masaaki

2 augustus 1999

Ik heb een beetje in mijn reisschema gerommeld om een dagje met Masaaki in Osaka te spenderen. Als Local kan hij me veel dingen tonen, iets wat ik niet zomaar aan me kan laten voorbijgaan.

Masaaki wil me de andere kant van de Japanse samenleving laten zien. Hij is nogal sociaal geëngageerd en toont me de povere buurten van Osaka, op de daklozen na bijlange niet zo sjofel als sommige wijken bij ons. De daklozen choqueren me wel, het is iets wat ik in Japan niet verwacht.

Masaaki vraagt of ik bang ben en ik moet hem teleurstellen. Volgens hem hoeven we niets te vrezen, want de inwoners denken hoogstwaarschijnlijk dat hij een Yakuza (plaatselijke maffia) is op stap met een nieuwe Westerse prostitué. Ik lach even groen, want eigenlijk,... Ik heb geen idee wie Masaaki is. Misschien word ik wel ontvoerd of zoiets.

We lopen door het oude hoerenkwartier, goed dat hij het zegt, want het zou me totaal niet opgevallen zijn. Nadien volgt de Koreaanse buurt, de grootste groep immigranten in Japan en niet altijd netjes behandeld. Ik kan hen in niets onderscheiden van een Japanner.

Nadien volgen de hippe buurten waar al het mooi en jong volk samenhokt, wij dus ook. Ik sta versteld van de Japanse jeugd. Meestal kom ik ze tegen in een braaf schooluniform (zelfs nu in de schoolvakantie zijn de ijverigen wel met iets schools bezig), maar hier... Meisjes op hoge plateauzolen, kledij die in mijn ogen sixties of ouder is of doet denken aan "Heidi in de bergen", haar in alle kleuren, glitterende oogschaduw.

Ik kan hun leeftijd moeilijk schatten, maar ik denk dat 14-jarigen bij ons er ook zo durven bijlopen. Ook jongens kleuren hun haar, het monotone zwart dat standaard op een Japanner geleverd wordt, is blijkbaar uit.

We duiken een Segaworld in en ik sta versteld van de kwaliteit van de spelletjes. Wat een verschil met het revolutionaire tennis van in mijn tijd. Grote mode hier is dansen en muziek maken met Sega. Op een groot scherm zie je een danser (ze hebben o.a. een versie met een 70'ties disco Afro-Amerikaan), en ergens in een hoekje kan je zien welke tegels op de vloer je moet raken. Een superhit. Muziek maken is op hetzelfde stramien gebaseerd, op het scherm kan je de volgorde van de toetsen zien.

Masaaki introduceert me in het iets minder hippe Bingo, ik heb dit nog nooit gespeeld. Naast Bingo kan je ook roulette spelen, op de paarden wedden en blackjacken. Nergens is geld te winnen, maar ik vind dit toch maar dubieus. De gokkertjes worden hier dus al van jongsaf aan gekweekt.

We gaan een typische sushibar binnen, een drempel die ik tot nu toe nog niet genomen heb omwille van de taal, waardoor je soms met een gepeperde rekening eindigt. Dit type van sushi (rijst met daarop rauwe vis) is lekker, zelfs die met de stukjes octopus waar je nog de zuignapjes in ziet.

's Avonds bruisen de straten van Osaka. Overal vind je jongens in chique kledij die meisjes uitnodigen voor een drink in een bar. De bars hopen dat de meisjes nadien blijven terugkomen voor de jongen. Woehaa. Veel van die jongens zijn nogal vrouwelijk in hun haartooi en gedrag. Om een of andere reden tolt "Michael Jackson" door mijn hoofd.

Als we om middernacht de metro nemen zit ook deze afgeladen vol, o.a. met dronken Japanners die na het werk nog iets gaan drinken zijn. Het is dus geen mythe. Masaaki vertelt me dat dit de enige manier is om beslissingen over werksituaties te nemen. In groggie toestand is het toegelaten om het oneens te zijn met je collega's en je baas. Ga je niet met je collega's drinken, dan kan je je carrière vergeten.

Ik neem afscheid van mijn gastheer. Begin september vertrekt hij voor twee jaar naar Chicago om te studeren, misschien zie ik hem daar wel. Hij is alleszins welkom in België.
Om één uur kruip in fris en monter in mijn capsule, ik slaap in een typisch Japans logie: een soort bijenkorf waarbij iedereen een nis in de muur heeft (met airco, tv, radio). De nissen zijn slechts twee hoog, ik had ze iets spectaculairder verwacht. Voor dezelfde prijs van een jeugdherberg heb ik mijn eigen afgesloten stapelbed. Dit is zo slecht nog niet.

vrijdag 1 augustus 2008

Japanse zondag

1 augustus 1999

Heet. Heet. Heet. Ik verdenk de meeste inwoners van Nara ervan hun zondag in de airconditioning te spenderen. Als toerist vind je binnen blijven zonde van de tijd.

Ik slenter dus de hele dag door het park van Nara, thuis van Koi karpers, waterschildpadden, een duizendtal herten, en het grootste houten gebouw (een tempel) ter wereld. Volgens mijn reisgids is het best om het park te mijden op een zondag omwille van de vele toeristen. Dat wil ik uiteraard zien en het valt best mee.

De stereotype familie op stap: jonge ouders en twee kinderen die in leeftijd niet te veel verschillen.

De attractie van het park zijn de vele dieren waarvoor je oud brood kan kopen dat even duur verkocht wordt als vers brood.
De herten gaan lopen met het leeuwendeel, niet alleen dankzij de Bambifactor, maar ook omdat ze je lastig vallen van zodra je iets eetbaars in je handen hebt.
De vissen en schildpadden zijn op beide vlakken natuurlijk benadeeld, maar ook zij kijken met smekende ogen naar elk mens dat iets te lang in het water staart. Het is een verrukkelijk schouwspel om een wirwar van vissen en schildpadden te zien strijden om een stuk brood.

Voor het overige is het park gevuld met souvenirstalletjes waarbij vooral lokale delicatessen en speelgoed verkocht worden. Je moet ongelooflijk zoeken om iets te vinden dat met de tempel te maken heeft, blijkbaar is dat van ondergeschikt belang.

En de Japanse toerist is in eigen land identiek in gedrag als in het buitenland. Flitsbezoeken waarbij het nemen van foto's primeert.
Ze blijven een compleet raadsel voor mij.