dinsdag 5 augustus 2008

Het Kilimanjaro-syndroom


4-5 augustus 1999

Fris en monter ben ik om halfnegen 's morgens aan het eerste deel van de onderwerping van Fuji-San gestart. Ergens in de buurt van de hostel zou een wandelpad moeten zijn dat je naar het vijfde station brengt, waar het gros van alle andere beklimmers een bus naar toe neemt om pas van daaruit te starten. Uit een soort volledigheid wil ik de 14 km en 1,5 km in hoogte op eigen kracht overwinnen. Vanaf het vijfde station volgt dan iets minder lengte en evenveel hoogte, dat zegt genoeg.

Met vage instructies zoek ik het wandelpad en slechts na toevallig in het informatiecentrum terecht te komen, vind ik het. Het pad blijkt de oude pelgrimsroute te zijn, vol met schrijnen. Plots voel ik me een pelgrim op een of andere boetedoening. En dat blijkt ook zo. De hitte maakt het stijgen extra lastig en al gauw loop ik te dampen als een paard dat net de steeplechase van het jaar heeft gewonnen. Pole Pole en de goede raad van Iggy: langzaam aan.

Alle aanduidingen zijn in het Japans en ik heb geen flauw idee hoe goed ik vorder. Gelukkig is er mijn slogan "een chocolade per uur, geeft je vuur (ik had liever "...per dag, ...aan de slag", maar dat blijkt in mijn geval ruimschoots onvoldoende). Als ik bijna wanhopig ben, stuit ik op het vijfde station, bouwvallig en verlaten. Is dit een smakeloze grap? Niettemin is het uitzicht geweldig en ik spendeer er bijna een uur om af te koelen.

Na een kwartier verder klimmen stuit ik dan op het echte vijfde station, een van de vele die op Fuji-San te vinden zijn. Ik kan nu een slaapplaatsje voor de nacht zoeken, want ik weiger om 5000 Yen (1700 BEf) te betalen voor een luidruchtig bed waar ik om 11uur al weer uit moet voor het tweede deel van de klim. Ik slaap dus onder de blote hemel op een van de zeldzame vlakke stukjes naast het pad. Nou ja, slapen. Zij die op de Kili waren weten wat het is. Op een onnoemelijk vroeg uur in je bed en wachten tot het tijd is om op te staan. Ik heb misschien een halfuur geslapen als het lichtjes begint te regenen. Het is halfelf. Fuji-San, ben je er klaar voor?

Het klauteren (na het zesde station is er geen ander woord voor sommige stukken van het pad) gaat goed. In het donker kan je geen tempo halen en put je je niet zo vlug uit. Na een uur begint het te regenen, gezellig. Er zijn onnoemelijk veel hutten langs het pad, maar je mag er maar in schuilen als je iets koopt. Gezellig. Buiten mezelf zijn er miljoenen andere klimmers, gezellig. Waarom deed ik dit weer? Oh ja, voor de zonsopgang.

Het klimmen gaat nog altijd schitterend, om een of andere reden heb ik de energie en is het niet te lastig. Op 3400 meter begint er echter een venijnig windje, gelukkig niet al te koud. Ik kom echter meer en meer terugkomers tegen. Hmmmmmm. Op 3500 (schat ik) blaast het. Niemand gaat door, de omstandigheden zijn te gevaarlijk. Op 250 meter van de top, om halfvier, heb ik het moeten opgeven, Kilimanjaro revisited.
De afdaling verloopt traag, de knieën doen pijn.

Na 2 uur knikkebollend wachten in het vijfde station, kan ik eindelijk de bus richting hostel nemen. Om 11 uur kruip ik in mijn bedje, en ik kom er voor de rest van de dag niet meer uit, zelfs niet voor het anderhalf uur durend vuurwerk dat 's avonds bij het meer ontstoken wordt. Mijn pijp is uit en er is meer dan vuurwerk voor nodig.

Geen opmerkingen: