1 augustus 1999
Heet. Heet. Heet. Ik verdenk de meeste inwoners van Nara ervan hun zondag in de airconditioning te spenderen. Als toerist vind je binnen blijven zonde van de tijd.
Ik slenter dus de hele dag door het park van Nara, thuis van Koi karpers, waterschildpadden, een duizendtal herten, en het grootste houten gebouw (een tempel) ter wereld. Volgens mijn reisgids is het best om het park te mijden op een zondag omwille van de vele toeristen. Dat wil ik uiteraard zien en het valt best mee.
De stereotype familie op stap: jonge ouders en twee kinderen die in leeftijd niet te veel verschillen.
De attractie van het park zijn de vele dieren waarvoor je oud brood kan kopen dat even duur verkocht wordt als vers brood.
De herten gaan lopen met het leeuwendeel, niet alleen dankzij de Bambifactor, maar ook omdat ze je lastig vallen van zodra je iets eetbaars in je handen hebt.
De vissen en schildpadden zijn op beide vlakken natuurlijk benadeeld, maar ook zij kijken met smekende ogen naar elk mens dat iets te lang in het water staart. Het is een verrukkelijk schouwspel om een wirwar van vissen en schildpadden te zien strijden om een stuk brood.
Voor het overige is het park gevuld met souvenirstalletjes waarbij vooral lokale delicatessen en speelgoed verkocht worden. Je moet ongelooflijk zoeken om iets te vinden dat met de tempel te maken heeft, blijkbaar is dat van ondergeschikt belang.
En de Japanse toerist is in eigen land identiek in gedrag als in het buitenland. Flitsbezoeken waarbij het nemen van foto's primeert.
Ze blijven een compleet raadsel voor mij.
vrijdag 1 augustus 2008
Japanse zondag
Gepost door Béate Vervaecke op 08:56
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten