vrijdag 15 augustus 2008

Obun


15 augustus 1999

Dit weekend is een topweekend in Japan. Van 13 tot 15 augustus vieren ze Obun, een soort Allerheiligen, maar iets opgewekter.
Dit is ook het laatste weekend van de jaarlijkse zomervakantie (één week) en Japan maakt zich op om terug een half jaar te werken tot de break met Nieuwjaar.

Net zoals bij ons durven topweekends nogal eens verstoord worden door slecht weer en vanmorgen ziet het er allesbehalve goed uit. Het giet. Op tv kan je rechtstreeks de reddingsoperatie meemaken van 14 mensen die in het midden van een snelstijgende rivier vastzitten. Ze staan al tot hun knieën in het water en tot nu toe is er niets om hen te redden.

Ondertussen wacht ik tot de regen overgaat en waag me voorzichtig op het strand dat vol met afval ligt. Ik weet niet of het een uitzonderlijke wind geweest is die al het afval de baai heeft ingeblazen, maar ik wil alleszins dit water niet in. Het blijft droog en ik durf verder weg van de hostel, op de heuvel Otakamori, die me het beste zicht belooft over de Matshushima Baai.

De baai, bezaaid met klifferige eilandjes waarop Japanse dennen prijken, staat als één van de drie mooiste plaatjes in Japan geklasseerd. Mijn timing is perfect. Ik kom boven op de uitkijkpost aan en het begint te regenen. Er is een schuilplaats, met uitzicht op de baai, maar nu is alleen een grijs deken te zien. Ik wacht en wacht en wacht tot de regen stopt (na drie kwartier) en tot de baai opklaart (niet meegemaakt). Ik geef het op en slenter terug naar het strand.

Op mijn weg naar de lokale superette (supermarkten is een zeldzaamheid in Japan) springt een Japanse uit haar tuin en vraagt of ze met me mag praten. Ze wil haar Engels oefenen en ze heeft er nog wel wat werk aan. Ze is hier met de familie om Obun te vieren en ik denk dat ik uitgenodigd geweest ben om hen te vervoegen. Echter, het was in het Japans en het kon ook betekend hebben of ik niet binnen kwam om de afwas te doen. Ik hou me dom want alhoewel er weinig te praten valt in de jeugdherberg, is het spelen van prijsbeest aan een onbegrijpbare familietafel niet echt aanlokkelijk.

Terug in de hostel aangekomen kan ik het nieuws in het Engels volgen (een luxe). Blijkt dat de 14 mensen van deze morgen onder de ogen van de camera's weggespoeld zijn, dit hebben ze 's avonds gelukkig niet meer laten zien. de zoekacties naar hun lijken zijn gestart. Ondertussen laten ze de verantwoordelijke van de dam aan het woord die in mijn ogen zeer stoïcijns meedeelt dat hij verschillende malen de sirene heeft geloeid en dat ze niet anders konden dan het water uit de dam laten lopen. In zijn plaats zou ik al onder de pillen zitten.

Ik kan dan toch nog praten met andere reizigers. Er is een Fransman aanwezig die al drie jaar in Osaka woont, het is de zoveelste Fransman die ik hier ontmoet, ze hebben iets met Japan.

Ik kan ook communiceren met een kamergenote, een motorrijdster, die haar job als Office Lady (dit is de functie van onderdanige sierbloem in het mannelijke kantoorlandschap) heeft opgezegd en Japan rondtrekt op haar motor. In een conformistische maatschappij als deze een verwezenlijking en ze is er terecht trots op. Na haar trektocht gaat ze werken in een motorshop (als een soort hostess). Ik wens haar bij deze nog vele motortrips toe.

Geen opmerkingen: